Is het besmettelijk?
De vijfde ziekte is licht besmettelijk. Het wordt vooral overgedragen bij langdurig of intensief contact met een besmet persoon, bijvoorbeeld als een gezinslid de vijfde ziekte heeft, of een kindje op de peuterspeelzaal of opvang. Heb je een kindje dat op een kinderdagverblijf, school of peuterspeelzaal zit, dan hebben jij en je gezinsleden een hoger risico op de vijfde ziekte.
Nadat je kindje besmet is, duurt het nog 1 tot 3 weken voordat hij ziek wordt. In de week voordat de vlekjes ontstaan, kan hij de ziekte op anderen overdragen. Omdat je dan nog weinig aan je kleine merkt, is besmetting van anderen moeilijk te voorkomen. Zodra de vlekjes zichtbaar worden, is je kindje namelijk niet meer besmettelijk.
Diagnose
As je kindje milde klachten heeft van de vijfde ziekte, hoef je niet per se naar de huisarts. Twijfel je of maak je je zorgen, dan is het natuurlijk wel fijn. De huisarts kan de vijfde ziekte vaststellen op basis van het klachtenpatroon en de typische huiduitslag. Bloedonderzoek is niet nodig. Alleen bij zwangere vrouwen kan het zinvol zijn om bloedonderzoek te doen (zie verderop in dit artikel).
Wat kan je eraan doen?
Deze ziekte gaat vanzelf over, na ongeveer een week is de uitslag weer verdwenen en voelt je kindje zich weer goed. In de 3 weken daarna kan de uitslag nog tijdelijk terugkomen, onder invloed van kou, warmte, stress of inspanning. Schrik dus niet als je kindje binnen een paar weken weer onder zit als je bijvoorbeeld lekker samen gebadderd hebt. De vlekjes verdwijnen wel weer snel.
Wie de ziekte heeft gehad, bouwt antistoffen op tegen het virus en krijgt daardoor de ziekte niet opnieuw. Daarom komt de vijfde ziekte maar weinig voor op volwassen leeftijd.
Mag mijn kindje met de vijfde ziekte naar het kinderdagverblijf?
Als je kindje de vijfde ziekte heeft en hij voelt zich goed, mag hij in principe gewoon naar de gastouder of het kinderdagverblijf. Aangezien de besmettelijke periode voor het optreden van de klachten ligt, kan je kleine anderen niet meer besmetten op het moment dat hijzelf last heeft van de vijfde ziekte. Het is wel handig om de leiding te informeren. Zij kunnen andere ouders er dan op attent maken dat hun kind de ziekte ook kan krijgen.
Vijfde ziekte en zwangerschap
Hoewel de vijfde ziekte voor kinderen over het algemeen onschuldig is, kan het bij zwangere vrouwen wel voor problemen zorgen. Als je in de eerste helft van je zwangerschap de vijfde ziekte krijgt, is er namelijk een kans van 9 procent op een miskraam. In het tweede trimester (tot 20 weken) kan een infectie met het virus zich uiten door grote vochtophopingen bij de foetus. Dit wordt hydrops foetalis genoemd en kan samengaan met een ernstige bloedarmoede.
Na de 20 weken is er geen verhoogd risico meer op deze problemen. Het is wel mogelijk dat je een infectie vóór de 20 weken oploopt, maar dat de problemen pas duidelijk worden na de 20 weken. Gelukkig heeft 60 tot 70 procent van de vruchtbare vrouwen de vijfde ziekte al eens gehad en dus antistoffen aangemaakt tegen het virus.
Zwanger en contact gehad met iemand met parvovirus B-19
Ben je in de eerste 20 weken van je zwangerschap en heeft iemand in jouw omgeving de vijfde ziekte? Dan is het goed om contact op te nemen met de huisarts. Hij of zij kan bloedonderzoek doen om te bepalen of je al antistoffen tegen de ziekte hebt. Dit is alleen nodig als de kans op besmetting erg groot is, bijvoorbeeld als je zelf symptomen hebt of als je eigen kind de vijfde ziekte heeft. Als blijkt dat je de ziekte hebt opgelopen, word je verwezen naar de gynaecoloog om je zwangerschap goed in de gaten te houden.
De huisarts kan je daarnaast adviseren over eventuele maatregelen om de kans op besmetting zo klein mogelijk te maken. Werk je bijvoorbeeld in de kinderopvang, het basisonderwijs of de gezondheidszorg en is daar een parvovirus B-19-uitbraak, dan wordt geadviseerd om de werkplek tijdelijk te vermijden. Na 3 weken of als je de 20 weken voorbij bent, is contact met kinderen op je werk weer veilig. De kans dat je besmet raakt bij het van school of de opvang halen en brengen van je eigen kinderen, lijkt erg klein.
Andere risicogroepen
Ook bij bepaalde chronische vormen van bloedarmoede (zoals sikkelcelziekte of een thalassemie) of een immuunstoornis (bijvoorbeeld leukemie) kan de vijfde ziekte problemen opleveren. De complicaties die dan optreden zijn gelukkig meestal goed te behandelen.